top of page

Procesrecht:

1. Een 843a Rv-vordering kan niet bij verzoekschrift worden ingesteld, ook niet samen met een verzoek voorlopig getuigenverhoor. Wisselbepaling 69 Rv.

2. Hoge Raad. Procesrecht. Art. 32 Rv. Verzuim rechter om te beslissen over onderdeel van het gevorderde of verzochte. Mogelijkheid voor partij om rechter te verzoeken zijn uitspraak aan te vullen. Kan verzoek om aanvulling ook worden gedaan door de wederpartij? Nee.

​

VvE:

1. De rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de tot nu toe genomen besluiten van de Vereniging van Eigenaren (VvE) over de voorgenomen renovatie van Park Boswijk in Doorn niet in strijd zijn met geldende regels. Een particuliere eigenaar verzocht de rechtbank om de besluiten te vernietigen. In Park Boswijk is veel leegstand, staat de waarde van de appartementen onder grote druk en zijn de appartementen haast onverkoopbaar.De besluiten van de VvEIn Park Boswijk is een conflict ontstaan over renovatieplannen tussen een deel van de particuliere eigenaren enerzijds en woningstichting Seyster Veste en ABC Park Boswijk anderzijds. De woningstichting en ABC Park Boswijk hebben meer dan 300 appartementen in eigendom en een meerderheid in de VvE. Volgens de particuliere eigenaar zijn de besluiten genomen zonder het juiste offertetraject te volgen, en is er sprake van machtsmisbruik door ABC Vastgoed en Seyster Veste, Daarnaast stelt de eiser dat de renovatie grotendeels wordt gefinancierd door de particuliere eigenaren die hoog bejaard zijn en geen profijt meer zullen hebben van de investering. Om dit te voorkomen zou er een apart reservefonds voor de renovatiewerkzaamheden moeten komen.Belangenverstrengeling

2. Geuroverlast Pizzeria. Aanleg van ontluchtingskanaal na aanzegging bestuursdwang. Vraag of daartoe vervangende machtiging kon worden verleend nu de stemmen in de VvE staakten. In verband daarmee ook de vraag of de desbetreffende bestuursbesluiten in de VvE hoofdsplitsing (gezamenlijke ondernemers en bewoners) en VvE ondersplitsing (bewoners) voor vernietiging in aanmerking komen. Uitleg modelreglement en splitsingstekeningen ter zake van gemeenschappelijke gedeelten. Aan te leggen maatstaf.

 

Huwelijks vermogensrecht:

1. Huwelijksgoederenrecht. Is een ontslagvergoeding die is ingebracht in een stamrecht-bv verknocht aan de man (art. 1:94 lid 3 BW)?

2. Hof Arnhem: Vraag of de niet-gefailleerde echtgenote van de failliet, met wie zij buiten iedere gemeenschap is gehuwd, het terugneemrecht van artikel 61 lid 1 FW toekomt van de haar in eigendom toebehorende onroerende zaken, dan wel of de curator van de gefailleerde echtgenoot deze onroerende zaken te gelde mag maken op grond van artikel 61 lid 4 Fw juncto artikel 1:95 lid 1 BW (nieuw). Beslissend is het antwoord op de vraag of de niet-gefailleerde echtgenote heeft bewezen dat zij de aankoop van die onroerende zaken heeft gefinancierd “met belegging of wederbelegging van gelden welke voor meer dan 50% uit eigen middelen” van de niet-gefailleerde echtgenote afkomstig zijn geweest. Daarbij is, gelet op artikel 1:95 lid 1 BW, het moment van verkrijging bepalend. Met de rechtbank acht het hof de echtgenote niet geslaagd in het op haar rustende bewijs. Nu de onroerende zaken op het moment van verkrijging zijn gefinancierd met een door de echtgenoten gezamenlijk verkregen hypothecaire financiering - derhalve ieder voor 50% - is niet voldaan aan de wettelijke eis dat ‘het goed’ ‘bij de verkrijging’ voor meer dan 50% ten laste komt van het vermogen van de niet gefailleerde echtgenote. De omstandigheid dat nadien – na de verkrijging – wellicht aflossing en rentebetalingen overwegend zijn voldaan uit eigen middelen van de niet gefailleerde echtgenote kan daaraan, gelet op het wettelijk uitgangspunt, geen verandering brengen.

3. Hoge Raad: Beroep samenwoner op vergoedingsrechten uit 1:87 bw?

Relatievermogensrecht. Samenwoning zonder huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract. Vrouw investeert geld in verbouwing woning van de man. Recht op vergoeding van de investering? Analoge toepassing van art. 1:87 BW? Gemeenschap in de zin van titel 3.7 BW? Ongerechtvaardigde verrijking door besparing van kosten? Redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 lid 1 BW).

​

Erfrecht:

1. Eigenhandig geschreven brief naar Belgisch recht geldig.

 

2a. Ontslag executeur, hof Amsterdam

2b. De vraag die voorligt, is of reeds het enkele niet nakomen van de dwingende verplichting ex art. 4:146 lid 2 BW tot het ‘met bekwame spoed’ – hetgeen een zekere tijd voor beraad impliceert5 – opmaken van een boedelbeschrijving moet worden aangemerkt als een gewichtige reden die het ontslag van de executeur rechtvaardigt. Ik meen dat die vraag, mede in het licht van de wetsgeschiedenis, ontkennend moet worden beantwoord.

 

3. Geschil ging over begrafeniskosten die de weduwe had betaald en die zij van de kinderen van de overledene wilde terugvorderen.Vorderingen gebaseerd op respectievelijk natuurlijke verbintenis, zaakwaarneming of redelijkheid en billijkheid afgewezen.

 

4. Is bewindvoerder aansprakelijk voor de kosten van herbegraven nu is gebleken dat de overledene niet conform diens testamentair geuite wens is begraven? De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend.

 

5a. Nietigverklaring uiterste wilsbeschikking; wilsbekwaamheid; 3:34 BW

5b. Samenvatting: Het door erflater opgemaakte testament van 24 juli 2009 is nietig. Erflater begreep ten tijde van het ondertekenen van het testament namelijk niet, althans onvoldoende, wat hij deed en miste het vermogen zijn wil - zoals neergelegd in dit testament - te bepalen en te verklaren.

5c. Geestelijke stoornis. Is dementie als gevolg van Alzheimer een geestelijke stoornis die met zich brengt dat het testament nietig is van een patiënt bij wie na diens dood die diagnose dementie als gevolg van Alzheimer kan worden gesteld? Waarom die stoornis op het moment dat de vader zijn testamenten opmaakte zo ver was gevorderd dat die een redelijke waardering van de bij die testamenten betrokken belangen belette, wordt niet in het deskundigenrapport geëxpliciteerd. Het lijkt een conclusie te zijn die niet meer is dan een gevolgtrekking uit een algemeen uitgangspunt dat erop neerkomt dat wanneer een patiënt aan dementie als gevolg van Alzheimer lijdt deze patiënt te allen tijde niet meer in staat zal zijn tot een redelijke waardering van de bij het opmaken van een testament betrokken belangen. Voor het bestaan van dit algemene en verstrekkende uitgangspunt kan in het deskundigenrapport geen steun worden gevonden. De deskundige stelt immers dat de dementie als gevolg van Alzheimer een in ernst toenemende geestelijke stoornis betreft

5d. Korte samenvatting: Contradictoir. Is sprake van nietig testament ivm wilsonbekwaamheid van mogelijk aan Alzheimer lijdende erflaatster?

 

Het hof stelt voorop, dat geen enkele wettelijke bepaling meebrengt, dat een bewindvoerder/mentor of curator (het hof zal hierna spreken over ‘bewindvoerder’ terwijl daaronder, tenzij anders vermeld de mentor of curator mede zijn begrepen) onbekwaam is om te erven. Weliswaar is zijn positie vergelijkbaar met wel in de wet genoemde onbekwame erfgenamen, maar dat brengt niet mee, dat om die reden ook een bewindvoerder onbekwaam moet worden geacht om te erven, daar de opsomming in de wet limitatief is.

 

6. Geding tussen twee zusters, A en B, waarbij A is onterfd. A doet na overlijden moeder beroep op de legitieme portie. Moeder heeft de drie laatste jaren van haar leven haar vermogen ten nadele van A geminimaliseerd. Ze heeft daartoe onder meer een bedrag van EUR 263.850,- in contanten opgenomen. B, bij wie moeder inwoonde, stelt niet te weten wat moeder met dat geld deed. De rechtbank gaat ervan uit dat B dit als gift heeft ontvangen en telt dit bij de legitieme massa op.

 

7. Testamentair - executeur roept de vernietiging in van een groot aantal schenkingen die erflaatster tijdens haar leven aan gedaagden heeft gedaan. Voor zover zij zich beroept op een wilsgebrek wegens een storing van de geestvermogens door dementie (artikel 3:34 BW), rust op haar de bewijslast. Voor zover zij zich beroept op misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 BW), rust op de begiftigde de bewijslast van het tegendeel (artikel 7:176 BW). De rechtbank geeft aan gedaagden de bewijsopdracht dat de schenkingen niet door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen, in het bijzonder door het leveren van het bewijs van het tegendeel van de door eiseres gestelde feiten.

Vervolg Hoge Raad: Erfrecht, schenking. Beroep erfgenaam op vernietigbaarheid van schenkingen aan andere erfgenaam wegens misbruik van omstandigheden. Bijzondere regel inzake bewijslastverdeling (art. 7:176 BW).

 

8a. Zoals hiervoor aan de orde kwam, blijkt uit de parlementaire geschiedenis dat art. 4:148 BW met het oog daarop bepaalt dat de executeur tijdens zijn beheer aan een erfgenaam de door deze gewenste inlichtingen moet geven. Over de vraag op welke wijze een erfgenaam de nakoming van deze verplichting in rechte kan afdwingen, is niets bepaald; wel is opgemerkt dat een erfgenaam het ontslag van de executeur kan verzoeken ingeval hij weigert zijn inlichtingenplicht na te komen. Art. 261 lid 2 Rv. bepaalt dat met een verzoekschrift worden ingeleid de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit. Gelet op de strekking van art. 4:148 BW - het voorzien in het ontbreken van de verplichting van de executeur om tijdens het beheer rekening en verantwoording af te leggen - moet mijns inziens worden geconcludeerd dat een procedure waarin de erfgenaam de executeur aanspreekt tot nakoming van de inlichtingenplicht bij dagvaarding dient te worden ingeleid. PG Hoge Raad

 

8b. Uitgangspunt in het erfrecht is dat erfgenamen het recht hebben om kennis te nemen van hetgeen tot denalatenschap behoort. Dat geldt ook voor de tot de nalatenschap behorende administratie. [eisers] hebben derhalve recht op inzage van de administratie van [B]. Dit betekent echter niet dat zij ook zonder meer recht hebben op een afschrift van de gehele administratie. Het overleggen van bescheiden kan slechts worden gevorderd indien is voldaan aan de hiervoor genoemde cumulatieve voorwaarden van artikel 843a Rv. Niet in geschil is dat [eisers] bescheiden vorderen aangaande een rechtsbetrekking waarbij zij partij zijn. Daarmee is aan de derde voorwaarde voldaan. Voor zover [eisers] afgifte hebben gevorderd van alle relevante inlichtingen en bescheiden betreffende het verloop van het fideï-commissaire vermogen is de vordering te onbepaald en moet deze worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde bepaalde bescheiden geldt het volgende.

 

10. Inzagerecht [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]4.10.[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zijn als erfgenamen krachtens art. 3:166 BW deelgenoten in de nalatenschap van vader, waartoe ook de administratie van vader behoort. Ingevolge artikel 6:2 BW dienen deelgenoten jegens elkaar de eisen van redelijkheid en billijkheid in acht te nemen. Deze eisen brengen naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat een deelgenoot in een nalatenschap tegenover de andere deelgenoten recht heeft op inzage van alle stukken die deel uitmaken van die nalatenschap en die ter beoordeling van de omvang en de samenstelling van die nalatenschap van belang kunnen zijn. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] stellen terecht dat de enkele vermogensopstelling van de accountant daartoe onvoldoende is, temeer omdat deze bij gebreke van onderliggende bewijsstukken niet verifieerbaar is.

 

10b. Incidentele vordering legitimarissen tot afgifte bescheiden o.g.v. art 4:78BW jo artikel 22 Rv jo artikel 843a Rv

 

11. Verdeling nalatenschap. Inschrijving instellen hoger beroep in het rechtsmiddelenregister. Uit artikel 4:222 BW volgt dat eerst de vereffeningsprocedure moet worden gevolgd alvorens er kan worden verdeeld.

 

12. De bepaling in een testament dat bij hertrouwen of aangaan van een geregistreerd partnerschap (zonder huwelijksvoorwaarden of partnerschapsvoorwaarden) van de langstlevende echtgeno(o)t(e), de vordering(en) van de overige erfgenamen wegens overbedeling van die echtgeno(o)t(e) direct opeisbaar wordt/worden, is niet in strijd met de openbare orde of goede zeden.Voor de vordering uit overbedeling geldt een verjaringstermijn van 20 jaar die aanvangt na het opeisbaar worden van de vordering.

 

13. Het hof overweegt als volgt. Erflater heeft in zijn testament appellant benoemd tot executeur. De executele is geregeld in VIII van het testament. De executeur kan in beginsel loon in rekening brengen voor de tijd die hij moet aanwenden voor zijn verdediging in rechte van zijn positie als executeur. Hij is immers benoemd door de erflater als zijn vertrouwensman ter vertegenwoordiging van de erfgenamen bij het beheer van de nalatenschap. Hij heeft tot taak de nalatenschap overeenkomstig zijn door de erflater aan hem toegekende bevoegdheden af te wikkelen. In dat kader kan het tot zijn taak behoren zich te verdedigen tegen erfgenamen die een hen onwelgevallige executeur kwijt willen. Hij moet dan zijn benoeming door de erflater staande houden tegenover die erfgenamen. In dat kader komt hem uurloon toe, indien zijn beloning is gebaseerd op te maken uren. Dat kan anders zijn indien de executeur tekort is geschoten in zijn taakvervulling en/of onzorgvuldig heeft gehandeld jegens de erfgenamen. Vaststaat dat de primaire oorzaak van het ontslagverzoek van de erfgenamen is gelegen in het feit dat de executeur heeft gehandeld zoals hiervoor onder 8 tegenstrijdig belang beschreven. Dit gedrag heeft het vertrouwen in appellant terecht geschaad. De ontslagverzoeken zijn derhalve niet zonder grond gedaan. Onder die omstandigheden komt de executeur naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen loon toe voor de uren die hij heeft besteed aan de onderhavige procedures. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat appellant geen aanspraak kan maken op betaling van de door hem gestelde uren.

 

14. Rechtbank Rotterdam: Geen reden om bij de berekening van de waarde van een erfdeel van een in 1990 opengevallen nalatenschap (van de vader van partijen) uit te gaan van een toedeling van een landbouwbedrijf met toebehoren naar agrarische waarde destijds, nu destijds niet behoefde te worden afgerekend en het landbouwbedrijf is voortgezet tot 2011 en er uiteindelijk eerst in 2013 een verplichting tot uitkering is gekomen. Met betrekking tot de berekening van de legitieme ter zake van de in 2013 opengevallen nalatenschap van de moeder van partijen is de executeur veroordeeld de benodigde informatie te verstrekken.

​

15. hoge raad: Taak executeur nalatenschap, art. 4:144 lid 1 BW. Voldoening schulden nalatenschap uit legaat, vermindering legaten, art. 4:120 BW; begunstiging door uitkering sommenverzekeraar, art. 4:126 lid 1 en 2, aanhef en onder b BW. Wijziging hoedanigheid executeur in vereffenaar na beneficiaire aanvaarding, art. 4:195 en 4:149 lid 1 aanhef en onder d BW. Taken vereffenaar, art. 4:211 BW. Aansprakelijkheid vereffenaar, art. 4:184 lid 2 aanhef en onder d BW.

​

Notarieel tuchtrecht/ beroepsaansprakelijkheid notaris:

1. Beroepsaansprakelijkheid notaris. Notaris niet geslaag in het bewijs dat is gewaarschuwd tegen risicovolle leningstransactie (waarbij een particulier een bedrag van € 90.000,00 leent aan een bedrijf zonder dat zekerheid wordt bedongen).Causaal verband. Beroep op omkeringsregel verworpen. Geen kansschade, wel proportionele aansprakelijkheid (50%).Eigen schuld 50%.

1b. Hoge Raad: Beroepsaansprakelijkheid notaris. Informatieplicht notaris t.a.v. mogelijkheid niet-opeisbaarheidsclausule in testament op te nemen (art. 4:82 BW). Rol verslaglegging notaris i.v.m. stelplicht nakoming informatieplicht.

2. Tuchrecht. De oud-notaris heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de bespreking en het passeren van het testament voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflaatster en geen aanleiding had om aan de wilsbekwaamheid te twijfelen. Het feit dat de oud-notaris onder deze omstandigheden het Stappenplan niet heeft toegepast, is daarom niet laakbaar.

3. Tuchtrecht: Klagers verwijten de notaris dat hij niet te goeder trouw en nalatig heeft gehandeld ter zake van het opstellen en ondertekenen van een hypotheekakte en een testament door hun vader (verder: erflater) in 2010. Het hof overweegt – alles overziend – dat er in casu voor de notaris mogelijk aanwijzingen waren die zouden hebben kunnen leiden tot twijfel, maar dat deze aanwijzingen kennelijk onvoldoende waren voor de notaris om de wilsbekwaamheid van erflater daadwerkelijk in twijfel te trekken.

4. Tuchtrecht: Het hof is van oordeel dat het feit dat de kandidaat-notaris meer dan 7.000 akten per jaar passeert niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat de kandidaat-notaris dan wel tekort moet schieten in zijn voorlichtingsplicht. Concrete voorbeelden dat dit het geval is geweest en dat, voor zover daarvan sprake is geweest, deze gevallen niet op zichzelf staan, ontbreken.

​

Fiscaalrecht/ erfbelasting:

1. In geschil is de waarde in het economische verkeer van de woning van de erflaatster op het moment van haar overlijden.

2. Erfbelasting waarde woning. Verweerder is bij de vaststelling van de aanslag erfbelasting 2010 voor de waarde van de woning uitgegaan van de WOZ-waarde in het jaar van verkrijging. De rechtbank oordeelt dat de aanslag juist is vastgesteld nu de regeling in artikel 21, vijfde lid van de Successiewet geen mogelijkheid biedt om van de door eiser gestelde ‘waarde in het economisch verkeer op overlijdensdatum’ uit te gaan.

​

Huurrecht

1. In geval een huurovereenkomst tussen een verhuurder en een gemeente is aangegaan onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de gemeenteraad, kan in het kader van artikel 6:23 BW alleen de handelwijze van de gemeenteraad zelf tot het oordeel leiden dat de voorwaarde van die goedkeuring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor vervuld dan wel niet vervuld moet worden gehouden (zie: HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1737).

2. Kort geding. Huur. Gebrek ex art 7:204 BW. Onrechtmatige concurrentie. Mag de gemeente op de afdeling burgerzaken van het stadsdeelkantoor in de Stopera een pasfotoautomaat plaatsen, gelet op de belangen van de fotokiosk in de gang van de Stopera?

3. Rechtbank Amsterdam: Vernietiging huurovereenkomst wegens bedrog.

4. rechtbank Noord Holland: Huurovereenkomst betreffende kantoorruimte voor drie jaar. Verhuurder ontvangt de huuropzegging twee dagen te laat. Beroep verhuurder op verlenging met vijf jaar in gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billlijkheid onaanvaardbaar (artikel 6:248 lid 2 BW).

5. Kort Geding: ontruiming na overlast door huurder in een centrum waar (veelal dementerende) ouderen wonen

​

Burenrecht:

1. Het gaat in deze zaak om een echtpaar dat al 10 jaar bij de gemeente Helmond klaagt over de voortdurende overlast (geluidsoverlast en anderzijds uit bedreigingen, intimidatie en vernielingen) die zij ondervinden van het gebruik van het trapveld met de metalen goals en metalen ballenvangers in hun wijk. De kern van dit kort geding is de vraag of de door het echtpaar gestelde hinder zodanig ernstig is dat deze onder de gegeven omstandigheden als onrechtmatig moet worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat dit het geval is.

 

Diversen:

1. Afgeleid verschoningsrecht volgens de Hoge Raad.

2. Verschoningsrecht huisarts ook na overlijden patiënt. Geen zwaarwegende belangen om hiervan af te wijzen.

3. Hoge Raad: Goederenrecht. Eigendomsvoorbehoud, pandrecht. Kan de verkrijger van onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken een geldig pandrecht vestigen op zijn voorwaardelijk eigendomsrecht (art. 3:92 BW)? Voldoening restant-koopsom na faillissement van de koper. Kan het pandrecht worden uitgewonnen (art. 35 lid 2 Fw)? Staat contractueel verpandingsverbod aan vestiging pandrecht in de weg (art. 3:83 BW)?

​

bottom of page