top of page

Inwonend kind van wijlen moeder, de nieuwe huurder?

 

Moeder huurt al jaren van de gemeente een woonwagen voor een huurprijs van € 189,- van de gemeente. Na het overlijden zegt de gemeente de huur op. De gemeente wil namelijk op langere termijn een einde maken aan de verhuur van woonwagens op die locatie, een zogenaamde 'uitsterfconstructie' (letterlijk en figuurlijk). In de woonwagen woont echter een kind. Dat kind zegt een de duurzame gemeenschappelijke huishouding te hebben. De kantonrecher weegt alle feiten en omstandigheden en stelt vast dat er inderdaad sprake is van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding. Het kind mag blijven huren voor een huurprijs van € 189,- per maand. Zie ook een zaak beoordeelt door Hof Amsterdam.

 

Een beroep om in de gehuurde woning of woonwagen te blijven wonen slaagt niet altijd. Dat blijkt uit de uistpaak van Hof Den Bosch. Het Hof somt de omstandigheden op en verbindt daaraan een conclusie:

"[appellante] stelt dat zij de intentie had om duurzaam met haar grootvader in die woonwagen te verblijven, maar dat blijkt nergens uit. De feiten duiden er eerder op dat [appellante] de bedoeling had om weer te vertrekken zodra zij zelfstandige woonruimte zou vinden. Dat leidt het hof af uit de volgende omstandigheden, in onderling verband beschouwd:

- [appellante] kwam op straat te staan nadat haar relatie was beëindigd;

- [appellante] is toen niet meteen bij haar grootvader ingetrokken;

- [appellante] heeft eerst een toercaravan op de standplaats van haar moeder gezet;

- [appellante] had zich toen al als woningzoekende gemeld en zij heeft haar inschrijving gehandhaafd, ook nadat zij bij haar grootvader was gaan wonen;

- het vertrek uit de toercaravan was noodgedwongen (zie de brief van [geïntimeerde] van 6 juni 2014, prod. 3 cva).

Gelet op de korte duur van de samenwoning (grootvader overleed 10 dagen na het intrekken van appellante) en de hiervoor beschreven omstandigheden, in onderling verband beschouwd, ligt het eerder voor de hand dat [appellante] tijdelijk bij haar grootvader verbleef totdat zij over nieuwe woonruimte kon beschikken, dan dat zij de intentie had om een duurzame gemeenschappelijke huishouding met haar grootvader te gaan voeren. [appellante] heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat zij een duurzame gezamenlijke huishouding heeft gehad met haar grootvader. Ingevolge art. 7:268 lid 3 aanhef en onder a BW dient de rechter de vordering tot voortzetting van de huur af te wijzen."

Klik op de foto om meer uitleg te krijgen over huurrecht en erfrecht. Klik op het logo van de rechtspraak om de uitspraak van de kantonrechter te lezen. Het wonen gezamenlijk wonen in een woonwagen vormt een bijzondere cultuur en dient te worden beschermd. Dat recht lijkt alleen gericht op het wonen en niet tevens het bezit van de grond, aldus de kantonrechter

Let op de termijn na het overlijden van de huurder is slechts zes maanden, die wordt strikt gehandhaafd, lees artikel 7:268 BW en de rechter hierover. 

Wilt u ook in de woning van overledene blijven wonen en de verhuurder werkt niet mee? Neem dan contact op met JuristBrabant (JuristHuurrecht.nl/JuristErfrecht.nl).

bottom of page